De toeriste

 Terwijl ik de MP3-speler van mijn oren lostrok en inspecteerde waarom ik Cheb Khaled niet meer kon verstaan, midden in zijn verhaal over een Arabisch meisje waarmee hij sliep op een duizend-en-een nacht der nachten, stilstaand voor een stoplicht, hoorde ik een prachtige jonge meisjesstem aan mijn linkerkant in het Engels vragen waar het postkantoor was. Gelukkig wist ik dat haar te vertellen.

‘If joe go rait at de nekst lait… The Jumbo, the postoffices are all in supermarkets in Holland these days.’ Wat een

 taalbeheersing had ik. Wat een zuiver, vloeiend accent. Ik was trots op mij. En terwijl ik dat zei en het inderdaad schitterend mooie meisje (ik schatte een jaar of twintig, blank en melkboeren-hondenhaar in een half-lange staart) aankeek, nonchalant, maar aimabel genoeg, was ik terstond verliefd op een mogelijke relatie tussen haar en moi. Ja, moi. Ik zag haar en mij op zijn Frans vrijend onder de Eiffeltoren en mezelf Frans stokbrood met Camember aan haar voerend in een Frans bootje over de Seine, terwijl zij het Franse eten tongde en zichtbaar genoot van mijn Frans-Nederlandse touch over haar naakte borsten en dwalend naar haar Amerikaanse cunt.

‘And can you send boxes from there, sir? Hé, easy on the sir, hè, zo oud ben ik nou ook weer niet. Wacht, dat maar niet zeggen, mmmmmm, gelukkig, en nou terug duwen, ga terug waar je vandaan kwam! Jes, joe ken cent bokses vrom tair, milady. Are you from the United States of America? Ach, nee, daar zal ze vast geen tijd voor hebben. Zo veel te zien, zelfs in Tilburg en terug in Amerika moest ze het zeker niet hebben over die irritante, haar brutaal half-verkrachtende, opdringerige Nederlandse jongen. En al helemaal niet over die Hollanders, die je  al meesleurden naar hun grotten als je ze vriendelijk naar de weg vroeg. We moeten per slot van rekening een goede indruk maken. Zodat zij nog een keer terugkomt en wel de tijd heeft. En die hele afstand is gekomen met louter als doel om jou eens goed te leren kennen.

Maar wat als dat nou niet gebeurt? Wat als zij zo meteen afslaat en je haar nooit meer ziet en zij jou al vergeten is als zij haar doos afrekent en opstuurt (Wat zou daar in zitten? Zou dat iets voor mij zijn? Zou ik dat leuk vinden om dat te ontvangen en daarvoor mijn handtekening op zo’n beeldschermpje wil zetten?). Wat nou regels? Wat nou ongeschreven regels? Schrijf het dan op als je ongeveer alles afgeraden wordt te doen om indruk te maken op dat leuke meisje dat je anders nooit meer ziet, maar dat wel een onuitwisbare indruk op jou heeft achtergelaten. Wat nou? Dat zal ze toch wel begrijpen/ Zeker als je haar ook nog eens in de gelegenheid stelt om jou te leren kennen. En wat nou als dat niet haar plan was, om leuke Hollanders te ontmoeten? Het was ook niet mijn plan om een leuke Amerikaanse te ontmoeten, zeker niet nu ik in mijn hoofd nog steeds bij de vioolles van net zit. Bij dat grietje rechtsvoor me, die zo verleidelijk haar mooie rug laat zien en de centimeters naakte huid van haar nek. Het is nog maar een kwestie van tijd voor Griet zich een keer omdraait en onze relatie begint. Maar dan moet ik wel doorgaan met aan haar denken. Dan moet ik haar beeld vasthouden, dan mag ik geen moment mijn aandacht van de bal laten verslappen. Zodat ik er compleet klaar voor ben, als zij mij volgende week op haar vaste plek in de klas ziet zitten en resoluut en vol verlangens op me toe snelt….

Maar die Amerikaanse heeft dat nu verpest. Wacht, ze is nog niet weg, ze staat daar maar voor dat rode licht, met haar heerlijke kontje op dat herenzadel.. mmmm, weet dat wijf dan niet… Wacht maar.

‘You see that blue board there? It says that joe ken go right any moment, even do ze lait is ret.’ Een glimlach. Nu komen we ergens. Hé, waar gaat ze nou heen? Stom! Stomkop! Eikel, je hebt haar zelf laten ontkomen. Nu kunnen we niet praten. Nu kom ik er nooit achter in welke staat ze woont en waar precies. Of het daar warm is of dat ze het juist in Holland warm heeft en of die Amerikanen werkelijk allemaal zo als zij zijn.

Nou ja, naar huis dan maar, ik krijg toch al een beetje honger.

Doet me toch denken aan… Waarom vragen wij ons allemaal (oh jij niet dan? Goh, mazzelaar!) af hoe Amerikanen dit doen of dat bedenken en wat ze doen of denken of allebei als dingen als dit gebeuren en of ze inderdaad allemaal? En of ze, net als wij… Wie is wij? Wie zijn zij? Kom je daar ooit achter? Waarom vraag je je zelf zo zelden af hoe jij en hoe ik? Waarom hebben wij – daar heb je het weer – waarom hebben ‘wij’ het nooit over onszelf en blijven we daarbij? Waarom moet die Amerikaanse zo nodig naar ons toe komen. Naar ons land, naar onze cultuur, naar ons eten, onze gewoonten, onze taal (ja, waarom spreekt zij mij eigenlijk aan in het Engels, nogal arrogant als je bedenkt dat ik dat andersom in Amerika niet hoef te proberen met Nederlands, of Fries of Limburgs). Is er een wij? Is er een zij? Maar vooral, waarom houden ze het niet bij onszelf. Bij jou, bij mezelf. Die ik sowieso ook nog maar voor een deel ken en misschien in mijn leven nooit volledig en echt zal leren kennen. Of leren wij elkaar vooral kennen door de ander? Doordat anderen onze spiegels zijn en dat we zonder de ander blind als baby’s en kittens in de wereld rond blijven dwalen tot de grote blinde ons vanuit een blinde hoek verblindt en het licht uitdoet?

Ik was inmiddels weer thuisgekomen en dacht door tijdens het uitkleden, het douchen, het lunchen en de eerste vijf sigaretjes. Tot ik het lichtknopje had gevonden en ik wist wat me te doen stond.

Ik pakte mijn jas en fiets en fietste de stad Tilburg in, op zoek naar de volksaard, op zoek naar mooie plaatsen, mooie plaatjes, toeristische attracties, geuren, kleuren en gebeurtenissen waarmee een echte toerist thuis kan komen. Daarna spoedde ik me naar de dichtstbijzijnde Jumbo en meldde me bij de balie met de brievenbus.

‘Goedemiddag, meneer (hé, rustig aan met dat gemeneer stomme Hollandse domme doos!), wat kan ik voor u doen?

‘Ik wil graag de grootste doos die u heeft en die wil ik naar Amerika sturen.’

‘Hoe groot moet die doos zijn, zo groot of groter?’

‘Groter, heb je ooit gehoord op school van de boekenkist waarin die geschiedenis-meneer, eh, nou ja, Brugman, zich het kasteel uit liet smokkelen? Nee, er gaan geen belletjes rinkelen? (Nee, natuurlijk niet, je bent gewoon een domme doos die de hele schooltijd lang haar nagels zat te lakken en naar domme knappe scooter-jochies zal te loeren terwijl ik er wat van maakte, mijn schooltijd) Nou ja, de grootst doos die je hebt.’

‘Deze? Okee, dat is dan twintig euro, vijfenveertig, contant of met de pin? En waar moet ie naar toe? Heeft u de inhoud bij u, het kan nog tot vijf uur vandaag op de post. Anders wordt het morgen.’

‘En wanneer ben ik, ik bedoel, wanneer komt ie dan aan?’

‘Met Fed-ex is ie er morgenochtend om 10.00 uur, maar dat kost wel iets meer. Met TNT doet ie er drie dagen over. Ligt ie lekker? Zal ik er nog wat broodjes bij doen. Okee, ik doe em dicht. Veel plezier in Amerika, meneer.’

Eindelijk komen we ergens.

Op een zondagochtend kwam het Amerikaanse meisje Alice Stromboli terug van haar reis door West-Europa en vond een natgeregende grote kartonnen doos met haar naam erop (‘die Amerikaanse toeriste voor het stoplicht bij de Korvel die een doos wilde versturen en waar ik nu smoor op ben’, om precies te zijn). Ze sleepte hem – hij was behoorlijk zwaar – naar het halletje en opende de bovenste bladen.

Ze keek er even in en pakte haar mobieltje.

‘Hello, Fed-ex? Can you come get a package to return to sender?

Why?

I haven’t asked for it.

What? I did? Okay, thank you. I’ll take it inside.

En zo werden een Hollandse jongen en een Amerikaanse toeriste heel gelukkig samen. En leefden nog toen Fed-Ex de volgende morgen het pakketje kwam halen.

10 uur.  10 O’Clock

Universal time.

 
Stefan Pietersen
Stefan Pietersen
Stefan Pietersen: werd ooit gèboren en daarna steeds wedergeboren en worstelt zich middels liedjes, gedichten, toneelteksten, verhalen en wat niet nog meer; is er eigenlijk nòg meer tussen hemel en diepe depressie?, tot elke dag weer herboren wordt in schoonheid.