De afgelopen dagen ben ik op bijzondere wijze hernieuwd op de feiten gedrukt hoe onze fijne, beschaafde maatschappij in elkaar zit. Vooropgesteld alvast: ik ben heus wel wat gewend. Aan idioot gedrag van losers die niets beters te doen hebben. Aan incompetentie van de wethoudende macht in dit land. En zelfs de fiets die gestolen werd, waar het allemaal mee begon, was lang niet de eerste fiets die uit mijn bezit verdween door toedoen van een ander, en zal ook lang niet de laatste zijn. Zeker niet in Tilburg, de zesde grootste stad van het landje. I wasn’t born yesterday, wil ik maar vooraf zeggen. En toch.

Allereerst de fiets in kwestie. Die is meegenomen door iemand die doodleuk de sleutel uit de binnenzak van mijn jas gevist heeft terwijl die op het gras lag in de tuin van een theater waar ik met een grote groep aanwezigen een film aan het aanschouwen was. Kan gebeuren op zich, maar toevallig betrof het hier een fiets waar ik in nét geen twee jaar tijd enorm veel om was gaan geven. Al vanaf het moment dat ik de fiets zag, was ik verkocht, en over die twee jaar heb ik ontzettend veel geld, tijd, energie en liefde gestoken in de tweewieler. Hij heeft dan ook álles van die twee jaar meegemaakt, van het maken van kroegtekeningen voor een nachtburgemeester-boek tot zelfs een recente auto-aanrijding toe. Waarna ik een euro of honderd mocht ophoesten om de fiets weer bloed- en beschadigingsvrij te krijgen en in een dusdanige staat dat hij weer reed. Uiteindelijk heb ik daar nog geen zes dagen plezier van gehad dus want een brutale dief ging er met de duurbetaalde fiets vandoor. Met authentieke pijn in het hart mocht ik dit gegeven enkele nachten geleden dus constateren, en geloof me als ik zeg dat ik er kapót van was. In je achterhoofd weet je, dit kán gebeuren en het is maar een fiets, maar ik hield van het stomme ding. Sue me.

Desolaat zoveel mogelijk fiets-stalplaatsen aflopend koesterde ik volledig niks van de kansloze hoop dat deze situatie goed zou aflopen, maar niet geschoten is altijd mis is mij geleerd, en bovendien zocht ik ondertussen de politie. Waar die ook mochten zijn, want ondanks de drukke stap- en kermisavond heeft het een goed uur geduurd voordat ik eindelijk dan maar doorgestuurd werd naar de Stadskern. Daar aangekomen sloten de heren natuurlijk nét voor die dag. Of ik morgen maar even aangifte bij het bureau in het centrum kon gaan doen. Met een diepe zucht schreef één van de meer-goeierikken wat gegevens op met de opmerking dat hij zou kijken of-ie ‘m die avond nog ergens zag. Een dure taxirit later zat ik thuis, fors in de pee. Even flink doorgezopen, in die toestand verscheidene vrienden en kennissen proberen te bellen om bij iemand maar mijn verhaal kwijt te kunnen, maar helaas bleek ik mijn timing niet mee te hebben. De volgende ochtend kroop ik, ondanks dat ik normaal helemaal geen ochtendmens ben en bovendien een vrije dag had, om negen uur uit mijn bed omdat ik al een uur of zo geen greintje slaap kon vatten. Heftige onvrede en een diep gevoel van ongelukkigheid woelden door mijn gestel en ik móest iets doen. Desnoods maar iets kansloos. Bij een copyshop drukte ik zo’n vijftig A4’tjes af met een foto van mijn fiets en die hing ik in het centrum op zoveel mogelijk fietsparkeerplekken op, te beginnen met de plaats waar de fiets in eerste instantie vandaan gejat was. In de brandende zon, drie uur lang, overal langs, inclusief een paar zaken die tweedehands bezittingen verkochten, mocht iemand mijn trotse tweewieler daar te koop gaan aanbrengen. Nogmaals, ja, kansloos aan alle kanten, maar het niét doen voelde gewoon niet als een optie. Alsof ik maar gelaten opgaf dat iets wat zó nauw aan mijn hart lag, respectloos van mij was weggenomen. De tekst op de flyers vermeldde in ieder geval dat de fiets veel voor mij betekende, en mijn telefoonnummer, in de hoop dat het een semi-baldadig te noemen actie van een individu met een geweten was. Wie weet was er een piepkleine kans dat er een gevoel van wroeging zou optreden, mogelijk zelfs gevolgd door een reünie met het ontvreemde voorwerp. Ik was gerust bereid de politie erbuiten te laten, hell, ze mochten zelfs dan best een van mijn andere fietsen (ik bezit vier tweewielers) hebben als het enkel om het onrechtmatig bezitten van een tweewieler ging. Alleen… niet dié fiets. Gewoon.. niet dié. Als u begrijpt wat ik wil zeggen.

Vervolgens, zoals de avond ervoor door de stadsagenten aangeraden, langs het politiebureau. Blijkt dat je tegenwoordig een afspraak moet maken als je een dergelijk misdrijf wilt aangeven. Wellicht was dit u al bekend, maar laat het even inzinken. U dient een afspraak te maken om een misdrijf aan te kunnen geven. Natuurlijk was een afspraak later die dag niet mogelijk. Of ik het anders ook online kon doen. Nee, wacht, besloot men onderling overleggend, aangezien de sleutel eerst gestolen was, was dit een heel ander misdrijf, ja, kom toch maar even in persoon terug voor de aangifte. Morgenmiddag, schikt dat ? En de politiek maar op het achterhoofd krabben waarom de gewone burger zijn / haar vertrouwen in onze wethandhaving kwijt is… Aan het eind van de middag werd ik gebeld door iemand van de gemeente. “Ik wil je niet blijmaken met een dooie mus,” begon hij meteen al, om vervolgens te vermelden dat hij mijn oproep had zien hangen bij een fietsenstalling. Een heuse tip ? Ja, dat de gemeente fietsen her en der ruimt om de kermis begaanbaar te houden. Dat wist ik al, daarom stond het fietsje ook met een dikke ketting aan een hek vast op een weg die niets tot weinig met de kermis te maken heeft. Desondanks moest ik anders toch maar even bij de fietsopslag gaan kijken anders. Als-ie daarbij stond, waren de administratiekosten tien euro (laat dit stiekem ook maar even inzinken als u toch bezig bent, tezamen met het gegeven dat de mééste bewaakte fietsenstallingen in de stad tijdens de kermis doodleuk dicht zijn) dus wie weet. Ik informeer naar de openingstijden, de desbetreffende plek was net vijf minuten voordat de goede man belde gesloten voor de dag. Maar als ik vroeg genoeg op pad zou gaan zou ik zaterdagochtend nog wel langs kunnen gaan, dat viel te combineren met de afspraak om de aangifte te doen. En wie weet zou die dan niet meer nodig zijn. Ik gaf het geen kans, mijn sleutel was immers ontvreemd en gemeentelijke fietsenruimers nemen niet de moeite om die even uit uw jas te komen halen, maar enfin.

Vandaag ging ik ’s ochtends vroeg langs de gemeentelijke opslag, waar ze overigens heel hartelijk en behulpzaam waren. Maar wat een onthutsend gezicht, een hele container met doodleuk op elkaar gekwakte geruimde fietsen die blijkbaar nu naar de schroot mochten, en de nog enigszins toonbare exemplaren in rijen bij elkaar gepropt. Ik hóópte eigenlijk stiekem mijn fiets daar niét aan te treffen, en dat bleek ook het geval. Dus later die middag maar naar het bureau voor de aangifte. Ook de agente die de aangifte afhandelde was op zich vriendelijk en behulpzaam, al wist ze duidelijk weinig van de stad af – niet ongewoon tijdens kermistijden, dan wordt veel mankracht van elders overgehaald om even extra versterking te bieden – maar de aangifte werd netjes afgehandeld. Ik heb nu een mooi aangiftenummer, wat inhoudt dat als ik de fiets ergens zie, ik het politienummer 0900-8844 mag bellen en dan komen ze bij een eerste gelegenheid wel even polshoogte nemen, ik mag zelf niks doen. (Mooi wel dat ik dan even een extra slotje aan die fiets hang dattie nergens heen gaat verdomme. Niet dát ik ‘m nog terugzie, naar verwachting, maar goed.) Ik kreeg de uitgeprintte aangifte mee in een blauw politie-mapje met het uiterst bemoedigende opschrift: “U heeft aangifte gedaan…” Met name dat puntpuntpunt doet ’t ‘m. Vertrouwen in de wethandhavende macht, ik had zo’n puntje al eerder gemaakt dacht ik. Bent u er nog ? Was het verhaal hiermee inmiddels eindelijk af, zult u nu wel denken ? Mooi niet dus. Bij thuiskomst bleek de goeijerd die donderdagnacht wat details in zijn politie-blocje genoteerd had, óók een aangifte opgesteld te hebben en naar mij opgestuurd. Dat zal vast wel weer ellende opleveren, twéé aangiftes. Kun je op je vingers uittellen. En de hele avond al – zaterdagavond, dus – staat mijn telefoon om de paar minuten te rinkelen omdat een dronken groep randdebielen ook één van de papieren oproepjes gevonden heeft en het uiterst lollig vindt om mij o.a. te vertellen dat ze wél de bagagedrager en het zadel hebben gevonden en wel even komen brengen. Blijkbaar hebben ze verder een erg triest verlopende uitgaansavond met dat groepje, want iemand die een serieuze oproep heeft gedaan om een gestolen eigendom, om de haverklap lastig vallen met lacherige nonsens, is duidelijk het hoogtepunt van hun uitgaansleven momenteel. Zo krijg ik o.a. naar mijn hoofd geslingerd dat ik “echt een loser” ben vanwege die oproep, en wordt gevraagd of ik “wel een wijf heb eigenlijk”. Mij is het weer helemaal duidelijk. Als je je een beetje kwetsbaar opstelt in onze samenleving, kun je de klappen krijgen ook. Mijn en dijn, dat kent men allang niet meer, getuige de diefstal – een eenvoudige statistiek die avond, wat ik eigenlijk alleen maar een uiterst triest gegeven vind in plaats van een vanzelfsprekendheid – waarmee het begon. Publieksvriendelijk handelen, zéker wanneer iemand in ieder geval nog netjes aangifte komt doen zonder enige kans op verzekeringsuitkeringen oid, en aldus in ieder geval het misdaadcijfer en daarmee het bestaansrecht van onze wethandhavers voedend, heeft ruimte gemaakt voor een tenenkrommend bureaucratische aanpak. En een gezellig avondje uit met je vrienden houdt in iemand die ergens een briefje ophangt, telefonisch terroriseren.

Één van de striptekenaars bij het KermisCartoons-project liep vandaag wat laat binnen. Hij had een uur met een schijnbaar fors demente bejaarde man gewacht op een taxi die er schijnbaar aan zou komen. Gewoon, omdat de man er echt verloren en hopeloos aan toe was en hij uit pure melevendheid besloot te helpen voor zover hij kon. Eerder deze week nam dezelfde jongeman ook al ruim een uur de tijd om een knipperend alarmlicht dat hij op de straatkant van een pand signaleerde, te melden aan een bewakingsdienst of ander contactpersoon die er wellicht van op de hoogte van gesteld diende te worden. U mag misschien alles uit de vorige alinea de normaalste zaak van de wereld vinden, ik weet wel met welk soort burgers we misschien wél trots op Nederland kunnen worden. Een kleine zondag-gedachte om over na te denken, en hopelijk nog vast te hebben de eerstvolgende keer dat u de keuze hebt tussen een medeburger in nood helpen óf benadelen. De maatschappij, dat zijn wij. Ik ben liever bewust wat naïef of kwetsbaar, dan dat ik dáár in stop te geloven.