Ik kijk uit het treinraam. Over een aantal minuten arriveer ik in Prozacstad. Ik woon er al enige tijd niet meer, maar reis nu toch terug. Ik ben in een andere stad gaan wonen, in een ander land. Wel ging ik gewoon door met verhaaltjes schrijven over Prozacstad. Tien jaar geleden publiceerde ik zelfs een boekje met die kortverhalen. Iedereen stond erin. Ook de Opperpater, maar die was als enige niet boos. De Opperpater is bijna nooit boos. De Opperpater vindt het prima wat ik over hem schrijf en gaat stabiel en soepel door met zijn leven.

De mensen in de coupé staren als verlamde koeien uit het raam. Het is niet onprettig dat ze hun monden open hebben. Vandaag is een toevallig warme dag en in de coupé tocht het nu flink. De geur neem je er dan maar bij. Een krakende luidspreker kondigt onze aankomst aan. Pr. Z. St. We zijn er dus. Ik pak mijn zakken en roltrap het station uit.

Op straat staat een gigantische meute. Ze gooien met bakstenen en bierglazen, en terwijl ik verschuil achter een pilaar, merk ik dat ze op mij mikken. Uit hun geschreeuw maak ik op dat ze gehoord hebben dat ik een tweede boek over Prozacstad heb geschreven. Terwijl ik niet eens in Prozacstad woon. De mensen vinden dit een grof onrecht. Alleen Prozacstedelingen mogen over Prozacstad schrijven en lezen.

Als ik snel even achter de pilaar kijk waar ik heen kan vluchten, zie ik de Opperpater in het publiek. Hij gooit ook met stenen. Niet met bierglazen, zo ver gaat zijn opportunisme ook weer niet. De Opperpater scandeert boze woorden met een volledig ongeïnteresseerde blik. De meute scandeert, dus scandeert de Opperpater ook maar. Je moet iets op een woensdag.

Ik vlucht door steegjes en langs achtertuinen van de meute. Na drie kwartier weet ik ze eindelijk af te schudden en schuil hijgend om een hoekje. In paniek stuur ik mijn schuinoverbuurman heel dit verhaal. Misschien dat de schuinoverbuurman hulp kan sturen. Of voor hetzelfde geld leest hij deze tekst voor in ons stamcafé. En lachen de mensen er wat om, omdat ze niet geloven dat ze in Prozacstad écht zo zijn.

Oei, de meute blijkt vlakbij. Ik hou me muisstil. Durf zelfs amper te ademen. Plots klinkt luid mijn ringtone. Terwijl duizenden klauwen me grijpen, lees ik: “Haha. Groetjes.”

René van Densen
René van Densen
René van Densen (1978) is een cynische dromer, een lachende pessimist, een realistische romanticus, een honklosse kluizenaar, een intelligente mafkees, een bedachtzame schreeuwer, een podiumschuwe polderpoëet, ex-nachtburgemeester van Tilburg, ex-striptekenaar, ex-schrijver, ex-webdeveloper, ex-vuilnisman, ex-kind en ex-volwassene, ex-burger, en kattenpapa van een Gentse terror kitten. Eerste Nederbelg die toetrad tot de Wolven van La Mancha. Maar is uiteindelijk niet zo van de collectieven. U treft hem uitsluitend in vrouwonvriendelijke omgevingen aan, en die nieuwe roman van hem komt ook nooit af. Werd al eens omschreven als "onbegonnen werk" door een prachtige blondine.

www.renevandensen.nl
Meer René op Facebook !