Ik geef een tien aan de tuinman
Die erg tamelijk tuiniert
De straat staat bomvol met tuinen
Die hij niet heeft verstiert
En dan dus voor maar ook achter
Groeit alles onder zijn handen
Steeds prachter en prachter
Zo rondom de panden

Ik geef een negen aan de tuinman
Die mijn rozen doet bloeien
Want ze vloeien en stoeien
En ze blijven maar knoeien
Met hun zaad en hun stampers
Maken ze enorm lawaai
En niks anders wil groeien,
Wat ik ook zaai

Ik geef een acht aan de tuinman
Die met zijn groene tengels
De zeldzaamste planten plant
En zelfs ook hengels
Dus naast dat ik nergens
Meer rondlopen mag
Zitten die planten te vissen
Verdomme. De hele dag !

Ik geef een zeven aan de tuinman
Die mijn moestuin aanmaakte
Ik heb ervan geproeft, en zeg
Dat er niets van naar moes smaakte
Misschien moet ik eerst
De boel platstampen, maar ja
Ik ben pacifist, hè
Ik sla nog geen sla.

Ik geef een zes aan de tuinman
Hij slaagt nog maar net
Want tussen dat groen is
Weinig ruimte voor pret
Het gras is geen twee kontjes hoog
En het onkruid blijft weg
Terwijl ik wel van tuig houd,
Dus dat is weer pech.

Ik geef een vijf aan de tuinman
En zeg niet waarom
Ik gooi de hele tuin vol stenen
En ga barbecueën, wat ik je brom !