Mijn eerste echte baan ik was 14 jaar.

Mijn eerste baantje was bij een linnenweverij met de naam Kersemakers Hoogstraat te Eindhoven.Ik werd er leerling wever.Mijn taak was de machines aan de gang houden als de wever even naar het toilet moest.Ook moest ik garen in de spoelerij aanslepen om te weven.Nu was het daar stelregel dat als je de wever goed hielp met zijn werk dat je dan einde van de week een gulden van hem fooi kreeg.
Tenslotte stond de man op productie te werken hoe meer hij produceerde des te meer ving hij aan loon einde van de week.Mij hebben ze toen bij een man een boer uit Zeelst geplaatst die was zo gierig als de nacht. De man stond bekend als dat hij zijn knecht nooit een fooi gaf.

Hij was gierig bewaarde zijn stront nog hij dacht dat het geld waard was.

Als leerling wever werkte ik hier.
Ik werkte me rot en kreeg terwijl ik me uit had gesloofd geen fooi. Ik nam wraak de man ging naar de wc en gaf mij opdracht alles goed draaiende te houden.Ik zette de spoel met de metalen punt schuin in het weef getouw en toen ik de machine weer aanzette vloog die spoel dwars door het laken een groot gat achter latend.
Er ontstond een flink gat in dat laken.De machine moest gestopt en de getouw hersteller een soort reparateur moest er aan te pas komen om de boel weer aan de gang te krijgen.
Dit alles duurde ongeveer 3 uren zo doende kon de man al die tijd geen productie maken.Ik vloog er uit maar dat vond ik niet erg.Ik ging de stad in en bij thuiskomst keken ze raar op dat ik ontslag had gekregen bij het eerste de beste baantje.Ik zei ja als ik was gaan varen had dit nooit gebeurd want daar zit je dan op een boot en blijf je maar varen.
Daar komt echt niks van in zeiden mijn ouders en ze zochten voor mij weer een ander baantje want er moest wel geld binnen komen

We hadden niet breed maar ik heb ook nooit iets van echte armoede gemerkt.
Het was in die tijd de gewoonte dat Vader als hoofd van het gezin het grootste stuk vlees kreeg .Hij was het tenslotte die voor het inkomen moest zorgen.

Mijn vader was een gewone fabrieks arbeider die bij de Bata in Best werkte.
In 1950 kwam mijn vader thuis met een zgn gevangen konijn.We aten er goed van maar na het eten zag ik in de schuur dat het een kat was geweest.Uit armoede had vader er niets van gezegd en we hebben er gewoon goed van gesmuld het was tenslotte pas 5 jaar na de oorlog.