Van de week was ik even een paar dagen zonder tekst. Het had geen direct verband met de poëzie-avond die ik bezocht maandag, want dat inspireerde me juist wél tot weer eens iets fatsoenlijks qua pennenvruchten voortbrengen. Nee, het had alles te maken met de mail die ik las bij thuiskomst.

B. bleek afgelopen week overleden te zijn.

B. was enkele jaren lang mijn baas, bij de job waar ik als een van de prettigste tijden uit mijn leven op terugkijk. Dat had te maken met dat we als cowboyclubje – gestructureerd en gedisciplineerd, maar toch, avontuurlijk pionierswerk door een cowboyclubje – binnen een grote organisatie gedurfd hoge ogen gooiden. Dat had te maken met de fijne collega’s. Dat had te maken met de saamhorigheid, de veelzijdigheid op creatief vlak van de totale club – en het had véél te maken met B.

B. is daags na zijn afscheidsreceptie voor zijn prepensioen – nog vól van plannen en levenslust – in het ziekenhuis beland en binnen een paar maanden was het einde oefening. Een schok, voor mezelf en vele anderen, zoals ik kon lezen op het online condoleanceregister. Hartverwarmende reacties van mensen uit alle delen van zijn leven. B. was een bijzonder, schijnbaar onverwoestbaar, warm en dwars mens. Zo één die vijanden maakte, maar ook vrienden die hem nooit meer zouden vergeten. Vanzelfsprekend ben ik B. nooit vergeten.

Hij heeft ook altijd goed voor zijn medewerkers gezorgd. Ik ga u niet vervelen met alles wat ik me over B. herinner, vooral ook omdat ik eerst en vooral blij ben dat ik ze heb meegemaakt en ik hou ze liever egoïstisch een beetje bij me. Zeker nu. Maar ik heb zelden meer een baas gehad die zo actief en attent met je meedacht. Die je aanraadde je schema te wijzigen zodat je een dag langer weekend had. Die het keihard met HR uitknokte om te zorgen dat je je OV-kaart kon behouden ipv een jaartrajectkaart (mensen van onze afdeling moesten vaak elders op locatie support gaan geven en de OV-kaarten waren echt nódig – naast leuk voor impulsieve weekendtripjes naar zee of waar dan ook heen). Als hij een goed excuus kon vinden om je mee te nemen op een zakenreis, kon je mee. Werd er uitgebreid overgewerkt, dan was hij erbij, zelfs al was er niets voor hem te doen, en haalde hij bier en pizza voor iedereen. U krijgt zo ongeveer het idee.

Het is een beetje door B. dat ik me aangemoedigd voelde wilde, krankzinnige plannen uit te voeren. Zoals het organiseren van ’s werelds eerste webcomicsbeurs. Of later – hoewel ik toen al niet meer onder hem werkte bleven de levenslust en de avontuurlijkheid inspireren – het nachtburgemeesterschap van Tilburg. En meer van de grotere en kleinere stunten die ik in mijn leven heb uitgehaald.

Ik denk dat hij trots zou zijn geweest. En had gelachen. Ook om mijn grote, volstrekt plan-loze stap naar België. Hoe ik in Gent al vijf aanrijdingen, werkeloosheid, een crippling zenuwinfectie, een podiumoptredentje en zelfs al een relatie achter de rug heb gehad. Met een fijne jonge vrouw wiens moeder graag grapjes met me uithaalde, zoals een setje plastic mini-halters om ‘Willy’ (niet het kalfje) mee te trainen. Ik had hem graag alle dwaze en hilarische dingen verteld die ik gezien en meegemaakt heb sinds ik hier ben, hell, sinds ik het bedrijf verlaten heb waar ik onder hem heb gewerkt. Ik verwachtte hem eigenlijk altijd wel weer terug op mijn pad, ooit, ergens.

En nu gaat dat dus niet meer gebeuren. Ik ga met B. geen pint kunnen drinken en bijpraten. Over zijn dromen, over mijn dwaasheden.

Morgen is de crematie. En al de hele week ben ik tekstloos. De werkdagen sijpelen onwerkelijk voorbij, ik heb eigenlijk amper geregistreerd wat er voorgevallen is. Ik heb me redelijk afzijdig gehouden van het internet, van mail, van Twitter. Deed er even niet zo toe. En amper 24 uur voor de crematie begon vanochtend mijn hoofd te ratelen. Met herinneringen.

Zoals dat B. me nog ooit eens een stropdas cadeau deed. Want binnen het verder formele grotere bedrijf wij-ger-de ik, ongeacht welke hooggeplaatste functionaris tegenover me zat, een das te dragen. B. snapte dat denk ik ergens wel, zelf een nogal motornozem-verleden gehad hebbende. Maar als zodanig schonk hij me een das. Ik moést hem echt eens aandoen. Minimale conformatie, beter voor mijn carrière, heus, geloof hem nou. Ik lachte, appreciëerde het, maar weigerde uiteraard de das ooit te dragen. Hier, nu, in Gent, nog geen halve dag voor ik sterrevensvroeg op een treinstation ga staan te vernikkelen voor een ellenlange treinreis naar de crematie, schiet het door mijn hoofd dat het mooi zou zijn als ik die stropdas nu aan zou kunnen doen.

Maar uiteraard ligt het kreng in Tilburg. Twee individuele levens op twee locaties, er is werkelijk niets praktisch aan, mensen. Tegen beter weten in keek ik in mijn kast, en tot mijn verbazing trof ik daar ook nog een stropdas aan. Kon me niet voorstellen die gekocht te hebben, maar soit. wellicht heb ik die tijdens mijn verblijf in Gent eens gekregen. Aangezien ik altijd fel anti-stropdas ben geweest (en nog ben, maar don’t get me started on that, die vericoniseerde arabische snotlap die het is) uiteraard geen idee hoe te strikken. Plaatjes-instructies gezocht, te ingewikkeld, kreeg het niet nagevolgd, dus dan maar een filmpje als instructie. En voor een eerste zelfstandige poging ging het best goed, alleen had ik ‘m achterstevoren gestrikt.

En terwijl ik naar de binnenkant van de stropdas staarde, herinnerde ik me die van de moeder van mijn ex-vriendin gehad te hebben. Ik schoot in een rouwlachje en besloot toch maar geen das te dragen morgen.
En prompt rolde bovenstaande tekst uit mijn vingers.

B., het ga je goed. Fijn dat ik je heb gekend. Onvoorstelbaar spijtig dat je er niet meer bent. Maar ik hoop dat je hebt meegelachen.