Voor Koen Broucke

 

Het zou er wel eens niet kunnen naar uitzien, al zien we er nog zo hard naar uit. Of niet kunnen van komen. Dat krijg je als je het avontuur opzoekt.

Zoeken we dan wat dan ook op? En dan nog. Niets eens lusteloos slenteren we verder. We slenteren, we jutten. Al dan niet langs het strand. Zo te zien zien we nergens nog naar uit. Soms rapen we iets op. Nooit eens een pak cocaïne. Een enkele keer een schat, die we daarna begraven in de tuin.

Zelf draag ik er graag zorg voor dat de aard en de plaats van de schatten gedocumenteerd worden en verberg ik dat document op een plaats die de overheid niet kan vinden bij huiszoeking maar een enkele nakomeling wel, via een verwijzing in mijn testament.

Om geen aangifte te moeten doen benoemen we onszelf tot kunstenaar. Soms is het niet nodig en zijn we al kunstenaar. We ontlopen ook netjes de inkomensbelasting als we onze schatten tijdig begraven. Daarom, moeder, graven wij.

 
Marc Tiefenthal
Marc Tiefenthal
In tijden van toenemende verdomming en groeiend nationalisme is het gepast, ha, erop te wijzen dat Marc Tiefenthal gemakkelijkheidshalve kan worden gecatalogeerd als Belgisch dichter, die zowel in het Nederlands als het Frans schrijft. In diezelfde context, stijgende verdomming en toenemend nationalisme, vraagt menigeen zich af waar de dichter verblijf houdt. Daar hij op twee plaatsen in de wereld verblijf houdt, dit is bilokaal woonachtig, heeft hij op het Groot Smoelenboek van de heer Sukkelberg, voor de lol Bobigny als woonplaats opgegeven. Kom hem daar maar niet bezoeken. Evenmin als in Menen, Ieper, Leuven, Bossière, Brussel, Antwerpen noch Temse, waar hij ooit gewoond heeft.