Ik wist niet meteen wat gezegd, ik deed er dan ook het zwijgen toe. Of dat wijselijk was? Hoe kon ik dat weten? Ludwig W. kon het weten maar ik?

Dat zou later kunnen blijken of net niet. Tijd doet er toe.

Toen aldaar de ander uitgesproken was en ook hij verder zweeg, konden we ons daarbij laten. Dat dacht ik althans. Het was immers genoeg geweest, me dunkt.

De ander stond op, stak dreigend een vinger uit naar mij en sprak: ‘Denk vooral niet dat ik het daarbij zal laten’. Terwijl dat dus precies was wat ik dacht. Had hij mijn gedachten gelezen?

Ook nu weer wist ik niet wat gezegd en glimlachte. Als laatste.