Gazetten, ze zeggen, ga zetten zetten
Met menig maaiveld maak je korte metten
Maar och, gazonnen, ga toch zonnig zonnen
Met gezapig gras geraken we niks begonnen

En storende sprieten, die torend uitschieten
Die duwen we diep in dikbeboste grieten
Dat zij zich maar prompt en parmantig voortplanten
En kruiperig buigen naar ons, Koningen Klanten

Zo zaait er zorgvuldig het zorgeloos zaad
In hoogdravende harten het wortelend kwaad
Vruchteloos wroetend woelt hij woelig voort
Zijn zuchtende wortels zijn wankel geboord

Dan dorren de dagen, de herfst laat zich horen
Fluks scheidt men heel kundig het kaf van het koren
Geknakt knakt de knakker een snakkend laatst blad
En door met zijn spruit, die hebben we nog niet gehad.