Op straat word ik geïnterviewd. Althans, ik word overvallen door iemand met een microfoon. De microfoonmeneer wil weten waarom ik in Tilburg woon. Ik haal mijn schouders op. Hij zegt dat hij die reactie al heeft. Ik haal nog een keer mijn schouders op. Ik weet niet wat ik moet zeggen. Zeker niet op de vraag waarom ik hier woon. Ik woon hier omdat ik hier woon. Ik steek niet onder stoelen of tafels dat er een stad bestaat waar ik liever zou wonen, maar vooralsnog woon ik in Tilburg omdat ik in Tilburg woon. Ik heb echter geen zin om dat de microfoonmeneer allemaal te vertellen, dus zeg ik: “gewoon” en haal nog eens de schouders op. Ik trek er een zo dom mogelijk gezicht bij.

 
De man blijft aandringen. Hij lijkt niet te kunnen geloven dat ik hier zou WILLEN wonen. Hij zegt dat hij al mensen gefilmd heeft die heel positief over de stad waren. En dat hij er daar nu te veel van heeft. Hij wil een gebalanceerd beeld. Daarom moet hij ook negatieve reacties hebben. Of ik anders wil doen alsof ik het hier heel stom vind. Ik haal mijn schouders op. Hij legt het nog een keer uit. Hij praat nu heel traag. Ik kijk expres nog dommer. Dit begint me te amuseren.

Na vijf minuten praat de man extreem luid en in losse lettergrepen. Hij gilt ongeveer. Ik heb kramp in mijn gezicht, zo dom kijk ik erbij. Het begint een beetje gênant te worden. Ik vind het een beetje zielig voor de man, maar ik heb ook geen zin om negatief te doen enkel zodat hij iemand op camera heeft die de stad afkraakt. De man spuugt een beetje. Hij trekt vertwijfeld aan zijn haar, omdat hij amper kan geloven dat ik zo dom kan zijn.

Het is maar goed dat ik de microfoonmeneer en het hele voorval verzonnen heb, anders stond ik er nu nog.