Toen Stan eindelijk het café binnenliep – ongeveer achtendertig krakende piepjes van de gymschoenen aan de bar te laat – was hij niet alleen. Hij stelde, terwijl hij wat sneeuw uit zijn haren schudde, zijn gezelschap voor als Alain. Alain schudde Diederik’s hand en ging aan tafel zitten. Stan vouwde eerst zorgvuldg zijn jas en zijn dure sjaal op. Toen ging hij ook zitten. Diederik keek verwonderd naar Alain, met een scheve blik naar Stan. Die haalde lachend zijn schouders op.
“Alain is een vriend van me, die een expert is in webdingen. Bouwen, beheren, betaalconstructies, hij weet alles van dit soort gekke dingen af. Ik dacht, als we toch concreet gaan praten over ons idee, moet ik ‘m misschien maar even meenemen.”
Alain was een lange magere jongen. Een keurige middenscheiding in zijn onberispelijke haar, borstelige wenkbrauwen, een aanstellerig snorretje. Zijn ogen staarden Diederik door een duur brilmontuur arrogant aan. Op zijn overhemd preek een klein logootje dat Diederik niet kon thuisbrengen behalve dat hij wist dat het van een of ander duur merk was. Aan de arm van Alain hing een reusachtig digitaal horloge met acht verschillende drukknopjes. Even bleven Diederik’s ogen gefixeerd op de vingernagels. Perfect gemanicuurd. Hij mocht Alain nu al niet.
Onvrijwillig staarde Diederik daarop naar zijn eigen nagels. Lang. Kartelig. Vieze zwarte randen bij de nagelriemen. Lichte kalkvlekken. Van zenuwen knaagbeschaduwde huid rondom zijn vingers. De vingertoppen van iemand die zichzelf stiekem stevig aan het verwaarlozen begint te gaan. En dat terwijl zijn moeder hem nog zo netjes opgevoed had. Zijn moeder ! Dat deed hem aan iets denken dat hij niet mocht vergeten. Hij maakte stilletjes een mentale notitie terwijl Stan van de toog terugkeerde met twee glazen cognac. Hij keek even Diederik aan. “Wou jij ook nog iets ?”
Diederik haalde zijn schouders op. Alle zelfverzekerdheid die hij in zijn middagwoede had gevoeld was allang in zijn woelige stormgedachten verzwolgen. De restjes waren weggeschrompeld onder de afkeurende blik van dit opgepoetste jongmens dat zijn vriend meegebracht had. Nee, Diederik mocht Alain absoluut niet. Maar Stan wist vaak wel de juiste mensen te vinden die hij voor iets nodig had. Zijn grootste talent, naast een onbeschaamde hufter zijn. In een korte flits vroeg Diederik zich af waarom hij eigenlijk ooit vrienden met Stan geworden was, maar dat deed er niet meer toe. Stan was nu zijn instrument in de Ondergang geworden. En blijkbaar deze Alain ook.
Stan schraapte zijn keel. “Nou ja, goed. Je wou praten over onze grote Zelfmoordzwendel ?” Alain nipte van zijn cognac en zei niets. Diederik knikte. “Mag ik daaruit opmaken dat je het niet zo’n gek idee meer vindt ?” Diederik knikte maar weer. “Mooi. Dan,” en Stan grabbelde een opgevouwen vel papier uit zijn borstzak, “heb ik hier de opzet van de website die ik alvast heb laten ontwerpen door Alain hier. Hij moet nog gebouwd worden, maar de URL hebben we al. Ik dacht namelijk wel dat je alsnog om zou slaan.”
Diederik staarde naar de opengevouwen uitprint van een wanstaltig kleurige website met een oude foto van zijn gezicht erop. “DIEDERIKWILDOOD.NL” stond er naast. Met een heleboel uitroeptekens. Er stond wat onleesbaar latijn onder en een grote rode “Bied nu !” knop naast. Met een icoontje van een winkelwagentje erin. Hij knipperde even met zijn ogen en dronk zijn laatste slok bier weg.
Geef een reactie