Wijn, wijn, kolkend, draaiend, een grijpende hand uit het duister, gegil, de vogels gillen, ze gillen en gillen en plots is daar de klauw en zijn ze stil, veertjes die kalmpjes naar de grond dwarrelen, en alles kolkt en is duister en hij ziet haar, hij ruikt haar, het was haar toch, was ze het of was ze het niet, was het voor niets, kan hij nog terug, instortende grond onder zijn voeten en hij rent, hij rent, panisch en paniekerig, wild zwaaiend met zijn armen in de loze lucht terwijl de wijn maar kolkt en kolkt en een metaalkurkige smaak in zijn mond geeft, dan omsingelt hem een sterrenbrij en de sterren worden donker en nemen hem helemaal over maar dan verdunnen ze plots en langzaam, langzaam, komt de werkelijkheid er weer onder tevoorschijn.
Cees opende zijn ogen. Met moeite en pijn. Hij kon verder niet bewegen, maar zijn ogen konden open. Voorzichtig probeerde hij zijn mond. Een zacht kermend geluid ontsnapte aan zijn lippen. Hij lag op zijn tapijt. Vlak naast zijn oog lag een klein snippertje papier, van de inbraakravage nog, en eventjes schaamde hij zich dat hij het tapijt toch niet helemaal volledig schoon had gekregen.
Bettina’s voeten liepen om hem heen. Ze drukten hun kalme stappen diep in het tapijt. “Ah, ben je wakker, Cees ? Mooi zo. Ik was even bang dat ik je teveel ingespoten had.” Cees kermde nog een onbeholpen kreuntje. Bettina deed een paar stappen achteruit en hield haar handen in een geprojecteerde vierhoek, alsof ze een film regisseerde. “Momentje hoor. Ik ben aan het zien hoe ik de boel hier achterlaat zodanig dat alle schuld naar jou wijst.”
Ze stapte op Cees af en boog zich in zijn gezicht. Met een stevige kokotte –walm in haar adem sprak ze: “Daarom leef je nog.”
Cees piepte een zielig piepje en Bettina liep weg. “De cultuurkillers. Een uitstervend ras. Misschien vind je het wel leuk om te weten dat je een van de laatsten bent.” Er klonk een rommelend geluid en wat spullen vielen op de grond. “Sorry voor de rotzooi, maar het plaatje moet perfect zijn, hè. Jij bent goed in je vak. Ik ook. Ik heb je perfectionisme altijd wel kunnen waarderen, onder ons gezegd. Van collega tot collega.” Cees spitste zijn oren om de geluiden thuis te kunnen brengen. De gevallen spullen klonken als prullen van zijn vensterbank. Plots klonk er een hard krakende bons en het geluid van boeken die op de grond vallen. Gevolgd door de kalme voetstappen. “Eens zien. Hier ben je, worstelend met de indringer, tegen de kast gebonst. Daar –“ een kletterend geluid van een theekopje op de tegels van de keuken, “- tegen de tafel. Sorry van je spullen, maar de indruk van een gevecht is noodzakelijk voor het plaatje dat de politie straks aantreft.”
Bettina ging hijgend op zijn stoel zitten en keek Cees aan. “Ik ben het niet meer gewend, dit zwaardere werk. Het meerendeel van mijn opdrachten hield in dat ik met roddel en achterklap ideeën in de hoofden van deze stad praatte. Het was eigenlijk pas bij deze opdracht dat ik me besefte dat jij al die tijd de andere cultuurkiller was. En ik mag zeggen, je hebt echt bijzonder goed werk geleverd. Ik had niks door, Cees. Mijn complimenten.”
Reactietjes